Ga direct naar de content

Wie, wat en hoe; de bevolking in de koloniale samenleving

Van onze redactie, 10 september 2024De bevolking in voormalig Nederlands-Indië/Indonesië is in de koloniale tijd juridisch verdeeld in drie groepen: de Europeanen (inwoners met een Nederlandse of andere Europese nationaliteit), Vreemde Oosterlingen (Aziatische inwoners van niet-Indonesische origine, zoals bijvoorbeeld Chinezen en Arabieren) en de zogenaamde ‘inlanders’ (iedereen afkomstig uit de Indonesische archipel, zoals Javanen, Balinezen etc.). Tot de Europeanen behoren ook de personen die met Europeanen zijn gelijkgesteld of op wie het zogenaamde Europeaanschap van toepassing is. De samenstelling van de bevolking laat zich goed afbeelden als een Pyramide, waarbij een klein topje wordt gevormd door Europeanen en het overgrote deel bestaat uit de Indonesische bevolking.

De bevolkingsamenstelling in Nederlands-Indië/Indonesië 1930

De bevolking in de koloniale samenleving

In de loop van drie eeuwen heeft Nederland, zowel door geweld als door het sluiten van verdragen, de soevereiniteit in de Indonesische Archipel toegeëigend. Aan het begin van de twintigste eeuw is dit proces voltooid en oefent Nederland het gezag uit over het gebied dat nu het huidige Indonesië vormt. De inwoners verliezen hierdoor hun recht op zelfbeschikking. In de koloniale samenleving is het Europese element leidend.
Het voormalige Nederlands-Indië hanteert een indirect bestuurssysteem bestaande uit twee componenten: het Nederlands-Indische gouvernement en het zogenoemde ‘Inheemse bestuur’, dat wordt uitgeoefend door leden afkomstig uit de lokale aristocratie. De ongelijke verdeling tussen deze twee systemen wordt symbolisch aangeduid met de verhouding tussen broers, waarbij het gouvernement de rol van de oudere broer vervult. Iedere ‘inheemse’ bevolkingsgroep valt onder zijn eigen bestuur en rechtspraak. Daardoor wordt de kolonie bestuurd met een relatief klein Europees ambtenarenapparaat.

De bevolking in voormalig Nederlands-Indië/Indonesië is juridisch verdeeld in drie groepen: de Europeanen (inwoners met een Nederlandse of andere Europese nationaliteit), ‘Vreemde Oosterlingen’ (Aziatische inwoners van niet-Indonesische origine, zoals bijvoorbeeld Chinezen en Arabieren) en de zogenaamde ‘Inlanders’ (iedereen afkomstig uit de Indonesische archipel). Tot de Europeanen behoren ook de personen die met Europeanen zijn gelijkgesteld of op wie het zogenaamde Europeaanschap van toepassing is. Dit heet ‘gelijkstelling’ en ‘toepasselijkverklaring’ met Europeanen. In 1892 wordt de wet op het Nederlanderschap ingevoerd, die bepaalt wie wel en wie niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Voor de niet-Europese bevolking, maar ook voor de groep ‘gelijkgestelden’, betekent dit dat ze wel onderdaan zijn van het Koninkrijk der Nederlanden, maar niet automatisch de Nederlandse nationaliteit bezitten. De Europeanen vormen een uiterst kleine groep. Ondanks het feit dat zij slechts 0,4 % van de totale bevolking uitmaken, bekleden Europeanen wel de belangrijkste functies in het bestuur, leger en bedrijfsleven.

Gelijkgesteld of hoe word je Nederlander?

De Europese status biedt een betere positie in de samenleving en geeft toegang tot westers onderwijs. Voor de niet-Europese bevolkingsgroepen is ‘gelijkstelling’ met de Europese bevolkingsgroep een middel om deze positie te verwerven, bijvoorbeeld door middel van een huwelijk met een Nederlandse man of een ‘gelijkgestelde’ Europeaan. Een voorwaarde voor ‘gelijkstelling’ is het hebben van een christelijke levensbeschouwing en een Europese levensstijl. Deze sterke nadruk op Europese waarden leidt tot raciale ongelijkheid, die gaandeweg geïnternaliseerd wordt door de betrokkenen, maar ook wereldwijd leidend zijn. 'Wit' is de norm.

De verdeling van ‘gelijkstellingen’ over de eilanden is niet evenwichtig. Op Java, het bestuurlijke en culturele centrum van de kolonie, worden de meeste ‘gelijkstellingen’ toegekend. Dit komt omdat daar de meeste Europeanen wonen, voornamelijk in de grote steden en in de KNIL-kazernes. Logischerwijs worden daar de meeste gelijkstellingen verleend. Verhoudingsgewijs vormen de christelijke Molukkers en Menadonezen een grote groep ‘gelijkgestelden’. Zij zijn vaak werkzaam als ambtenaar of als onderofficier bij het KNIL. Opvallend is de relatieve oververtegenwoordiging van de Peranakan Chinezen. Dat zijn Chinezen die al meerdere generaties in voormalig Nederlands-Indië wonen. Zij zijn onder andere werkzaam in de handel, in de gezondheidszorg (als artsen en apothekers) en in de ambtenarij.

Hoe wordt je Nederlander?

In de Indonesische samenleving ontstaat verzet tegen de hiërarchische maatschappij en het verlies van het zelfbeschikkingsrecht. In de eerste decennia van de twintigste eeuw komt de Nationalistische Beweging in Nederlands-Indië/Indonesië op. Voor het eerst ontwikkelen Indonesiërs een nationaal bewustzijn en worden er nieuwe organisaties gevormd die zich daar op richten. Het toegenomen onderwijsbeleid van de Nederlandse politiek speelt hierbij een rol, omdat het leidt tot de vorming van een nieuwe elite. De Indonesische aristocratie bevindt zich aan het begin van de twintigste eeuw in een geïsoleerde positie. Enerzijds zijn ze gevangen in de positie van leidende klasse over de rest van de Indonesische bevolking. Anderzijds vormen hun kinderen, die in Europa worden onderwezen, een nieuwe, intellectuele elite. Deze kinderen zijn niet langer bereid de onderdanige positie van hun ouders over te nemen.
Uiteindelijk zal deze ontwikkeling leiden tot de onafhankelijkheid van Indonesië.