Ga direct naar de content

Indische muziek in het kamp

Van onze redactie, 10 september 2024Tijdens de Duitse bezetting van Nederland worden tientallen uit Nederlands-Indië/Indonesië afkomstige personen gegijzeld. Deze groep Indische gijzelaars verblijven gedurende de gehele bezetting in diverse kampen in Nederland en Duitsland. De mogelijkheid om activiteiten te organiseren en Indische muziek te maken brengt enige afleiding van het gijzelaarsbestaan.

"Onvergetelijk is het beeld uit een der eerste kampweken. In de groote aula van de seminarie op een podium onder het hooge Christusbeeld zit ijverig het krontjongorkest te strijken, geleid door het sober, bescheiden fijn gebaar van den tengeren dirigent. Door de groote zaal van de menigte mannen, vloeien de exotische, maar eenvoudige melodieën, die zingen van den sentimenteelen hellen Indischen maannacht, van den weemoed in het klotsen van de golven aan verre zonnige stranden, van de felheid van oostersche kleur. Er ligt iets vreemds en heel bijzonders in die combinatie van dit donker orkest, dit nog eenigszins bizar gekleed gehoor en deze vriendelijke onwestersche muziek. Door het raam is voor het prikkeldraad de Nederlandsch sprekende schildwacht in Duitsch uniform te zien. Hij hoort niet wat daarbinnen wordt gespeeld, maar het kamp kent dat uur 'Sajang kené'."

- J.W. Meyer Ranneft

Gijzelaar in Kamp Sint-Michielsgestel in maart 1944

Gijzelaars in oorlogstijd

Als het Duitse leger op 10 mei 1940 Nederland binnenvalt, neemt de Nederlandse regering voorzorgsmaatregelen in de koloniën. Uit angst voor een ‘vijfde kolonne’ worden en opgesloten. In Nederlands-Indië/Indonesië worden 18 Duitse schepen in beslag genomen en zeker 2800 mensen opgesloten in interneringskampen op Jawa en Sumatra. Hetzelfde gebeurt in Suriname en de Nederlandse Antillen. Onder de gevangenen zijn Duitsers uit de handel en het bedrijfsleven, maar ook missionarissen, uit Duitsland gevluchte Joden en mensen uit andere Centraal-Europese landen. Ook worden in Nederlands-Indië/Indonesië rond de 500 leden van de NSB opgepakt. Duitsers preventief gearresteerd

Duitse wraak

De Duitse regering is woedend. Als de Duitse bezetting van Nederland op 15 mei 1940 een feit is, eist Hitler de gijzelneming van 30.000 (Indische) Nederlanders. Reichskommissar für die Niederlande Arthur Seyss-Inquart brengt dit getal echter omlaag door praktische redenen en door te beargumenteren dat zo’n groot aantal gijzelaars niet overeenkomt met de ‘fluwelen handschoen’-aanpak die hij voor ogen heeft. Toch worden op 19 en 20 juli 1940 uiteindelijk 231 mensen opgepakt. Dit zijn voornamelijk mensen afkomstig uit Nederlands-Indië/Indonesië die in Nederland op verlof zijn als de oorlog uitbreekt. Op 7 oktober 1940 volgt een tweede arrestatiegolf en worden nog eens 116 mensen gearresteerd. Dit zijn voornamelijk prominente Nederlanders die geen directe link hebben met Nederlands-Indië/Indonesië. Hoewel er sporadisch nieuwe gijzelaars aan de groep werden toegevoegd en tientallen worden vrijgelaten, wordt deze groep aangeduid als de ‘’ en zullen zij het merendeel van de oorlog in gevangenschap doorbrengen.

Bont gezelschap in grauwe omgeving

In eerste instantie worden de 332 mannen naar Konzentrationslager Buchenwald getransporteerd. De 15 vrouwen worden in het Frauenkonzentrationslager Ravensbrück opgesloten. Zij worden echter al in november 1940 vrijgelaten nadat bekend was geworden dat er geen vrouwelijke gijzelaars meer vastzaten in Nederlands-Indië. In Buchenwald krijgen de mannen een apart omheind deel van het kamp aangewezen waar zij in stenen barakken verblijven. De gijzelaars krijgen hier te maken met karige medische voorzieningen, voedselschaarste en koude wat 14 doden tot gevolg heeft. De slachtoffers en de constante dreiging om te worden geselecteerd voor een fusillade als represaille-actie drukt zwaar op de groep. Ook het aanschouwen van de gruwelen die zich in de rest van Buchenwald afspelen maakte grote indruk op de Indische gijzelaars. Toch creëren de onzekerheden en angsten van het gijzelaarsbestaan een bijzondere saamhorigheid binnen de groep Indische gijzelaars.

In de groep bevinden zich Nederlanders, Indo-Europeanen en Indonesiërs uit tientallen beroepsgroepen. Er zijn opvallend veel werkzaam in de politiek of ambtenarij en de top van het bedrijfsleven, maar ook de academische wereld en de kunsten zijn oververtegenwoordigd. Zo bevinden zich 18 hoogleraren, 77 docenten en een aantal schrijvers en muzikanten in de groep. De 15 vrouwen zijn bijna allemaal leraressen. Binnen deze elitaire groep van hoogopgeleide mensen zijn er weliswaar verschillen in politieke overtuiging en religieuze oriëntatie, maar de situatie leidt ook tot vriendschappen die deze verschillen overstijgen. Deze saamhorigheid wordt in de literatuur daarom de ‘geest van Gestel’ genoemd, refererend aan Kamp Sint-Michielsgestel waar de Indische gijzelaars later terecht komen.

Leven in Buchenwald

De Indische gijzelaars kennen grote privileges die andere kampgevangenen meestal missen. Het Duitse bewind in het gedeelte van Buchenwald dat bestemd is voor de Indische gijzelaars is relatief mild in vergelijking tot de rest van het kamp. De groep is vrijgesteld van dwangarbeid, ze worden minder mishandeld en door het toezicht van Zweedse en Zwitserse delegaties verbeteren de omstandigheden. Vooral na de aankomst van de tweede groep gijzelaars in oktober 1940 wordt het regime verzacht. De groep ontvangt maandelijks voedselpakketten van het Rode Kruis waarmee in primaire levensbehoeften zoals voedsel en kleding wordt voorzien. Daarnaast worden boeken, spellen en zelfs grammofoonplaten, muziekinstallaties en muziekinstrumenten geleverd. Ook de andere kampen waar de Indische gijzelaars later terecht zouden komen worden gekenmerkt door de relatieve vrijheid waarmee de gevangenen zich door het kamp kunnen bewegen, activiteiten kunnen organiseren en met de buitenwereld kunnen communiceren.

Deze ongekende privileges in combinatie met de elitaire samenstelling van de groep zorgt voor een kruisbestuiving waarin een stimulerend creatief en intellectueel klimaat ontstaat. Er vinden bijna dagelijks activiteiten plaats. Er wordt gezamenlijk gesport en ook op intellectueel gebied wordt er veel ondernomen. Er zijn lezingen en colleges, politieke en culturele discussiegroepen, dagelijkse godsdienstige bijeenkomsten, cursussen in zeven talen, verschillende spellen, tentoonstellingen van zelf geknutselde werken, cabaretavonden, theater en een grote verscheidenheid aan muzikale concerten. Op 19 juni 1942 gaf schrijver Simon Vestdijk bijvoorbeeld een lezing over Het Proces van Kafka en een week later vindt op 27 juni een bonte avond plaats.

Culturele activiteiten

Het Indische koor in Kamp Haaren

Karel van Veen schildert een portret in Kamp Beekvliet

Tentoonstelling van door Indische gijzelaars gemaakte kunstwerken in Kamp Ruwenberg

Er wordt dus met allerlei activiteiten geprobeerd af te leiden van het gijzelaarsbestaan. Aan de grote verzameling komische teksten die in deze tijd zijn opgeschreven, is te zien dat humor daarbij niet werd geschuwd. Soms zijn het korte opmerkingen: ‘20 april 1942 verjaardag Hitler, hij wordt 53 jaar. Bier!’. Er zijn echter ook diverse gedichten over de koninklijke familie, religieuze rijmen, sinterklaasgedichten, anti-Duitse verzen en een grote verzameling aan zwaarmoedige en komische liedjes en moppen bedoeld om de sfeer erin te houden.

Galgenhumor

"Dat is nu allang geleden

En ik ben nog steeds niet vrij

Maar bij de volgende Entlassung

Daar ben ‘k vast en zeker bij"

Henk Brugmans

Indische gijzelaar in Kamp Sint-Michielsgestel

Indische muziek in het kamp

Vooral muziek blijkt een doeltreffende manier om de gemoederen te bedaren en mensen samen te brengen. Op zondagmiddag, maar ook op andere dagen van de week vinden avondconcerten plaats. Stukken van Chopin, Beethoven, Bach, Brahms, Schumann, Franck en Debussy worden regelmatig opgevoerd. Zo schrijft dr. Maximiliaan August Schwartz over de optredens:

‘Het was een zeer bijzondere sensatie zoo huiselijk bijeen te zitten en de allerschoonste muziek te beluisteren en wij voelden het als een beschamende bevoorrechting boven de Nederlanders buiten het prikkeldraad, die tengevolge van de maatregelen van onze onderdrukker of door hun eigen moeilijke omstandigheden zelden of nooit meer van zoo iets moois konden genieten.’

Openluchtconcert in Buchenwald

Er bevinden zich een aantal bekende musici in de groep dus aan muzikaal talent was geen tekort. Componist, dirigent en directeur van het Amsterdamse conservatorium Willem Andriessen brengt deze muzikanten bij elkaar en organiseert concerten. Op affiches is te zien dat de Joodse muzikant, violist en eerste concertmeester van de Groninger Orkest Vereniging Jo Juda en de pianist Jean Chrétien Baud, de hofdienaar van prinses Juliana en koningin Wilhelmina, samen optredens geven. Juda en Baud geven in 1941 zelfs een openluchtconcert in Buchenwald die de andere kampgevangenen ook gadeslaan. Juda schrijft hierover later:

"Tussen de delen van de Handel-sonate zag ik telkens dat de rijen dikker werden, de stroom van schoorvoetend zich voortbewegende boevenpakken met de troosteloze vuilblauwe vertikale strepen, wies gestadig aan en na het slot van de Frühling-sonate barstte een tumult los van onbeheerste kreten, huilgeluiden, geloei en applaus. Het was beangstigend, die storm van dierlijk lawaai die uit de peilloze diepten van de vernederde, geketende en getergde ziel door mensenkelen een uitweg vond. Wat een publiek! De stakkers met hun uitgeteerde lijven en doodskopgezichten. Sommigen waren zo mager dat ze wel levende geraamten geleken."

Jo Juda

Indische gijzelaar

Nostalgie

Naast de klassieke stukken is Indische muziek bedoeld om nostalgische gevoelens naar de kolonie op te wekken ook een regelmatig terugkerend fenomeen. Op 30 mei 1942 vindt een uitvoering van het Indische orkest plaats onder leiding van dirigent . Op foto’s van het Indisch orkest zijn de muziekinstrumenten te zien die vaak in Indische muziekgenres werden gebruikt, zoals de ukelele, de gitaar en de viool. De Indische verlofganger Piet Fabriek schrijft een dag later aan zijn vrouw:

‘Gisteravond hadden we een Indische avond; Indisch orkest met krontjong liedjes, Terang-boelan, imitatie-gamelan enz., afgewisseld met voordracht van gedichten van Noto Soeroto en Jan Prins, die betrekking hadden op Indië’.

Kort daarna vindt op 19 juli 1943 een herdenkingsbijeenkomst plaats waarin de eerste gijzelneming drie jaar eerder gezamenlijk werd herdacht. Op het affiche dat speciaal voor de bijeenkomst was gemaakt is te zien hoe er op de avond muziek op het programma staat en dat er nasi goreng wordt gegeten.

Transport en onzekerheid

Hoewel de gevangenen zich dus op verschillende manieren proberen te vermaken en over vele privileges beschikken ten opzichte van andere concentratiekampgevangenen, betekent dit niet dat zij een zorgeloos bestaan leiden. Zo zijn er naast de doden door uitputting zeker 8 Indische gijzelaars gefusilleerd. Daarnaast is de groep meerdere keren naar andere locaties getransporteerd. Op 15 November 1941 worden ongeveer 80 Indische gijzelaars op medische gronden vrijgelaten. De overige 240 worden overgeplaatst naar Kamp Haaren. Hierbij worden de twee piano’s, een orgel en een aantal snaarinstrumenten uiteraard meegenomen. Vervolgens is de groep in mei 1942 naar het Kleinseminarie Beekvliet van Kamp Sint-Michielsgestel getransporteerd. Later wordt ook het nabijgelegen jongensinternaat De Ruwenberg aan het kamp toegevoegd. Op 29 oktober 1942 worden alle Indische gijzelaars naar De Ruwenberg overgebracht. Hoewel de bewaking in deze kampen minimaal is en de materiële omstandigheden sterk verbeterd zijn ten opzichte van Buchenwald, blijft de angst voor fusillades reëel.

Op 5 september 1944, ‘Dolle dinsdag’, zijn de Duitsers in paniek. De Ruwenberg wordt de volgende dag in allerijl ontruimd en de Indische gijzelaars worden naar Kamp Vught gebracht. Kamp Vught is echter op 5 en 6 september 1944 al grotendeels ontruimd. De meeste gevangenen van dit kamp werden op deze dagen naar Sachsenhausen en Ravensbrück gedeporteerd. De Indische gijzelaars en de andere gijzelaarsgroepen uit Sint-Michielsgestel en Haaren verblijven daarom in een vrijwel uitgestorven kamp. Een week later, op 13 en 14 september, ontstaat er weer reuring in het kamp als er weer een transport wordt aangekondigd. Verzetskrant het Oranje-Bulletin maakt op 19 september 1944 melding dat Indische gijzelaars niet naar Duitsland zijn getransporteerd, maar zich nog in Kamp Vught bevinden. De meeste Indische gijzelaars worden echter kort daarop vrijgelaten. Alleen de laatste 15 Indische gijzelaars zitten nog tot 7 mei 1945 vast in Kamp Amersfoort, totdat ook hier de bevrijding een feit is.