Ga direct naar de content

Schoolplaat 9. De Papandajan krater (West-Java)

Jawa, omstreeks 1912

Een schoolplaat met een zwart-wit foto in een wit kader met de titel: "9. De Papandajan krater (West-Java)". Linksonder: "Kleynenberg & Co, Haarlem". Zicht op een kratervallei met rookpluimen. Door de vallei lopen slingerpaden naar een hoger groen gebied. Bij de schoolplaten hebben een aantal hoogleraren en deskundigen uit die tijd toelichtende teksten geschreven. De toelichtende tekst bij deze afbeelding is van J.F. Niermeyer: "En nu de merkwaardigste der Garoet-vulkanen, die een der meest grootsche kraters van Java bevat, de Papandajan, die een zoo machtige indruk maakt dat elke afbeelding daarvan slechts een flauwe weerkaatsing kan geven maar die misschien nooit zoo, uitnemend is afgebeeld als op onze plaat 9. Want daarin zit iets van het geweldige van het tafereel: de kale bodem van blokken, gruis en asch; de met hevige kracht uitgestooten gasmassa's; de prachtig, hooge boschwand daarachter. En zie nu eens naar het paadje dat de nieuwsgierige mensch heeft gefatsoeneerd, met zijn lilliputtiaansche bruggetjes. „Van Garoet den Papandajan naderend, heeft men de opening van den hoefijzervormigen, werkenden krater naar zich toe gekeerd en ziet reeds van verre zijn gebleekte wanden scherp tegen de donkerbegroeide buitenhellingen afsteken. Door het woud, dat wat minder weelderig dan op den Tangkoeban Prahoe, maar vol fraaie bloemen is, gaat het pad den krater binnen, langs en over den lavastroom, die bij de eenig bekende, geweldige uitbarsting van 1772 zich uit den krater een weg gebroken heeft, het noordoostelijk deel van den wand voor zich uitduwend; door deze bergstorting werd een groot deel van de helling onder puin bedolven; volgens de door Mohr verzamelde berichten begroef zij 40 dorpen en maakte 3000 slachtoffers. Het bosch wordt bij den krater lager en ijler, staat er vol doode boomen en gaat eindelijk over in verstrooid kreupelhout, totdat de grond, uit losse steenen bestaande, geheel kaal wordt. Aan weerszijden heffen zich loodrechte, een paar honderd meters hooge wanden, beide te halver hoogte afgebroken door een terras, dat aanwijst hoe voor de eruptie van 1772 een andere moet hebben plaats gehad, die een breeder maar minder hoog deel van den kraterwand wegduwde. Het water van de kraterbeek, de Tji Paroegpoeg, loopt in cascaden over de trappen van den lavastroom. In de diepe stilte, die hier heerscht, begint men zwak het geloei van den krater te vernemen dat steeds geweldiger wordt en eindelijk ziet men de witte rookmassa van de „Smidse" (= Papandajan), een treffende naam voor den krater: men hoort een geraas als van eenige machines, die in verschillenden toon hun stoom ontsnappen laten. Op een ruimte van ongeveer 350 M. doorsnede liggen een groot aantal moddergeisers, sommige kokend, andere koud; heetwaterbronnen, die een troebelwit beekje vormen, dat naar de Paroegpoeg gaat; en vooral veel gaten en spleten, waaruit met groot geraas de heete dampen opstijgen, die prachtige zwavelkristallen afzetten; prikt men ergens de zwavelkorst open, dan vliegt de stoom onmiddellijk met kracht te voorschijn. Heet is de bodem waarop men gaat. In 't zuiden, op een ruimte van dertig meter in 't vierkant, is de werking het hevigst. De met zwavel vermengde modder vormt er holle kegeltjes van een, twee meter hoogte waaruit kokend modderwater vloeit en dampen opstijgen met geweld en gesis; dan doet een heftig schok de lichte bouwsels instorten voor ze hooger worden kunnen. Naar de schitterend gele kleur der hier afgezette zwavel heet deze plek de Kawah Mas. Door dat helle geel lijken enkele zwartverbrande plekken er tusschen des te zwarter, en schijnt de verdere gansche omgeving een paarse tint te hebben, ook de steile, 2-300 M. hooge, meestal naakte fraai gelaagde kraterwanden. Meer was van den Papandajan niet bekend voor de topografische opneming. Uit deze bleek dat de vulkaan nog twee groote kraters telt, ten westen en zuidwesten van den veel bezochten gelegen en met dezen omsloten in een wijden, in ‘t noorden ontbrekenden ringwal, die in 't oosten met den wal van den werkenden krater samenvalt en in 't zuiden zich tot 't hoogste deel van den berg verheft (2660 M.). De zuidelijke heeft een volkomen vlakken bodem, de Tegal aloen-aloen 2510 M. hoog gelegen, 900 M. lang, 500 M. breed; er liggen een paar fumarolen in en de Tji Paroegpoeg ontspringt een breekt door den rand van den werkenden krater. In 't noorden daalt een steile rotswand af naar den derden krater die ook een vrij vlakken bodem heeft, de Tegal Boengbroen (welke sikkelvormig een diep ravijn omsluit. Beide vlakten zij grootendeels slechts met gras begroeid, dat scherp tegen de met zwaar bosch bedekte hellingen afsteekt. Uit de verhalen der inlanders over de uitbarsting van 1772 hebben tijdgenooten opgemaakt, dat een deel van den berg en een groot stuk lands aan den voet, samen uur gaans lang en 22 breed, waren weggezakt, of, zooals: later Horsfield het noemde en Lyell het overnam, “in de ingewanden der aarde verzwolgen". Junghuhn heeft dit misverstand uit de wereld gebracht en aangetoond dat integendeel de voet van den berg is opgehoogd en daarbij dorpen en menschen bedolven werden; hij meende dat dit door versche lavabrokken was geschied; Fennema toonde aan dat grootendeels de losse producten van den kratermuur, steenen en zand, de bedekking vormden. Een stuk helling is door de bergstorting tot een heuvelterrein geworden, ten deele van labyrintischen vorm; in 1837 vond Junghuhn 't nog grootendeels met mager gras bekleed, maar later zag hij hoe de verwering vorderingen gemaakt had en nieuwe velden en dorpen op 't graf der oude waren verrezen; thans is het laagste deel reeds grootendeels tot sawahs, het hooger terrein tot droge velden aangelegd; alleen de menigte steenen, waarmede het terrein bezaaid is, en enkele kleine glagahvelden op onvruchtbare plekken wijzen op de katastrophe.”

Type
schoolplaat
Onderdeel van
Oorlog, vrede en recht, Kolonialisme
Identificatie
220301
Trefwoorden
  • vulkanen,
  • schoolplaten
Materiaal
papier
Periode
  • omstreeks 1912
Locatie
Licentie
Erfgoedcollecties zijn meestal vanuit een Westers en koloniaal perspectief tot stand gekomen.