Ga direct naar de content

Schoolplaat 38. Bibit kap- en sorteerloods

Haarlem, omstreeks 1912

Een schoolplaat met een zwart-wit foto in een wit kader met de titel "38. Bibit kap- en sorteerloods". Linksonder: "Kleynenberg & Co, Haarlem." De verkeerde titel is op deze plaat gedrukt. De titel behoort te zijn: "38. Inwendige van een Theefabriek." Zicht op een fabriekshal van een theefabriek. Bij de schoolplaten hebben een aantal hoogleraren en deskundigen uit die tijd toelichtende teksten geschreven. De toelichtende tekst bij deze afbeelding is van Dr. J Dekker: "Cultures. Thee Platen 35 tot en met 38: Plaat 35 Theepluksters. Plaat 36 Het afleveren van den theepluk. Plaat 37 en 38. Inwendige van een theefabriek. (Onder plaat 38 staat abusievelijk Bibitkap en sorteerloods vermeld) Het vaderland van dit genotmiddel is China. Het is van de Chineezen, dat wij het theedrinken hebben geleerd, maar niet alleen dat, want ook hebben wij van hun vaderland uit de zaden verkregen, waaruit de eerste theestruiken op Java zijn gegroeid. Later is ook een andere theesoort (Thea assamica), die in Assam (Britsch-Indië) in het wild zou voorkomen, ingevoerd en het is deze Assamthee, waaruit op dit oogenblik de theeaanplantingen op Java grootendeels bestaan. Wat is nu de thee? Wel, eenvoudig de jonge blaadjes van den theeheester, nadat zij verschillende bewerkingen hebben ondergaan, die hier in het kort beschreven zullen worden. De thee groeit het best in het gebergte; men vindt de tuinen echter op verschillende hoogten, n.l. van 400-7000 voet. Bij het aanleggen van een theetuin wordt het daartoe uitgekozen terrein eerst gezuiverd van alles, wat daarop groeide. Dan wordt de grond bewerkt, terrassen aangelegd en ten slotte worden daarop uitgeplant de jonge plantjes, die men uit zaad op kweekbedden heeft verkregen. Dit zaad is afkomstig van afzonderlijk daartoe aangehouden planten, want de theeheester, waarvan geoogst wordt, mag geen zaad voortbrengen. De tuinen worden schoongehouden, de nietgeslaagde planten worden door nieuwe vervangen en als alles goed gaat, groeit de jonge plant uit tot een heestertje. Heeft dit een hoogte van 3 à 4 voet bereikt, dan wordt het voor het eerst gesnoeid: Dit snoeien heeft bij thee een bijzondere beteekenis, n.l. om de plant bij voortduring te dwingen, zooveel mogelijk blad voort te brengen; het moet dan ook regelmatig worden herhaald. Natuurlijk moet voortdurend gewaakt worden voor de gezondheid der planten en dus zorgvuldig nagegaan, of zich ook ziekten in de tuinen voordoen, dan wel beschadigingen door dierlijke vijanden worden waargenomen. De bestrijding van ziekten en plagen is trouwens bij elke cultuur een zeer voornaam punt. De oogst onderscheidt zich bij thee van dien bij tal van andere gewassen, doordat hier het geheele jaar door geoogst wordt. Iedere 6 à 12 dagen komt de plant onder handen van de pluksters (zie Plaat 35), behalve zes weken na elken snoei; dan wordt de plant met rust gelaten. Bij den pluk gaat men niet altijd op dezelfde wijze te werk; het hangt er namelijk van af, of men grof of fijn plukken wil. Bij den groven pluk worden van elk takje de jongste 5 blaadjes met het nog onontwikkelde eindblad weggenomen, bij den fijnen pluk slechts drie. Het geplukte blad wordt door de pluksters verzameld in een doek (slendang), zooals de plaat duidelijk te zien geeft. Is de dagtaak der pluksters volbracht, dan dragen zij den oogst daar het fabrieksterrein, waar het in ontvangst genomen en gewogen wordt. (Zie Plaat 36). De eerste bewerking, die het geplukte blad nu ondergaat, is het „verflenzen", dat bijv. kan geschieden door het blad eenvoudig n een dunne laag uit te spreiden en het tot den volgenden morgen te laten liggen. Er is dan een deel van het vocht (waaruit dit blad evenals vele andere voor 4/5 bestaat), verdampt; meestal is het bladgewicht na het verflenzen met 1/5 of 2/5 afgenomen. Het blad is dan „lajoe", d. i. geschikt voor de volgende bewerking „het rollen". De blaadjes worden nu opgerold en verkrijgen dus den vorm, waarin zij zich in de handelswaar aan ons voordoen. Dit rollen heeft echter nog een wijdere beteekenis dan alleen de vormverandering: de cellen, waaruit zoo'n blad bestaat, ondergaan een kneuzing, zoodat zij haar inhoud aan elkander kunnen afgeven. Vroeger geschiedde dit rollen met de hand, tegenwoordig met daartoe uitgedachte machines1), die het werk vlugger en zekerder verrichten. Bij het rollen ontstaan kluwens van blad, die ontward dienen te worden. Dit geschiedt in zoogenaamde balbrekers, meestal bestaande uit een zeef, waardoor tevens een scheiding wordt teweeggebracht tusschen grover en fijner blad. Op plaat 38 komt achter de theeproevers een type van balbrekers voor. Na deze bewerkingen komt het belangrijkste oogenblik, het begin der fermentatie. Het blad wordt nu weder in een dunne laag (3-7 c.M. dik) uitgespreid en nu ontstaat daarin de eigenaardige geur, die de liefhebbers van thee zoo aantrekt; ook ontwikkelt zich nu de donkere kleur, want tot aan de fermentatie was het blad nog groen. Door welke processen nu de theegeur en -smaak bij de fermentatie ontstaan, is nog niet volledig bekend. Zeker is het, dat daartoe noodig is een regelmatig verloop der voorafgegane bewerking en ook, dat de vermenging van den inhoud van verschillende cellen bij het rollen daartoe onontbeerlijk is. Waarschijnlijk werken de bestanddeelen van het celvocht bij de fermentatie op elkaar in en doen dan nieuwe lichamen ontstaan, die de dragers zijn van geur en smaak. Is de fermentatie ver genoeg gevorderd, dan wordt deze gestaakt door een vrij sterke verwarming in theedrogers (zie plaat 38, achter de theerollers), waarin een stroom warme lucht over de thee wordt gevoerd, zoodat deze snel gedroogd wordt. Is de thee droog, dan wordt deze afgekoeld en daarna gesorteerd, eerst machinaal en dan met de hand (zie plaat 37). Men verkrijgt daardoor een sorteering in verschillende soorten, die naar opeenvolgende kwaliteiten zijn: stofthee, gebroken thee, gebroken pecco, pecco, pecco souchon, souchon. De gesorteerde thee wordt in groote houten kisten gepakt, waarin deze blijft tot de verzending. De bewaarkisten worden een voor een geledigd op den vloer van de fabriek, de thee goed dooreengemengd en verpakt in kisten, van binnen met theelood of blik bekleed. Die kisten worden in de fabriek vervaardigd; op plaat 37 staat reeds een voorraad bijeen. Zoo verpakt gaat de thee de overzeesche reis aanvaarden, om eindelijk aan te komen in de verbruiksgebieden. Java-thee werd het product genoemd, en inderdaad is het grootste deel van de Nederlandsch-Indische thee van Java afkomstig en wel in het bijzonder uit de Preanger-Regentschappen. In de latere jaren is men echter ook in den Oosthoek van Java thee gaan planten en begint men ooh in de Padangsche bovenlanden de cultuur van thee in te voeren. Uit deze uitbreiding blijkt wel, dat de theecultuur een zeer loonend bedrijf is. Dit bedrijf nu wordt meerendeels uitgeoefend door Europeesche groot-ondernemers, waarbij de inlander dus alleen als werkman een rol vervult. Naast deze Europeesche ondernemingen is er echter ook een inlandsche theecultuur meestal in de nabijheid der fabrieken. De inlander bereidt zijn product dan niet zelf, maar verkoopt het geplukte blad aan de fabriek. In den allerlaatsten tijd is er een streven, om de cultuur van thee door inlanders aan te moedigen en te trachten de bevolking door coöperatie te brengen tot het bebouwen van grootere aaneengesloten terreinen. De thee is een genotmiddel, dat steeds meer en meer ingang vindt en gelukkig, want het verdringt een gevaarlijk gebruik, n.l. dat van alkohol. Toch is de thee geen stof, die zonder werking op ons lichaam is, dit merken wij reeds aan de opwekkende kracht, die in een kop thee schuilt. Deze kracht dankt de thee aan een bijzondere stof, de theïne of coffeïne, die ook wel als geneesmiddel wordt gebezigd. Bij een overmatig theegebruik kan het gebeuren, dat deze stof een schadelijken invloed op het menschelijk lichaam doet gelden en dus dient ook hierbij het genot met mate te geschieden. In de laatste jaren is de beteekenis van de theecultuur op Java in hooge mate toegenomen. Die toeneming kan gemakkelijk worden duidelijk gemaakt door het verschil in de uitvoercijfers. Zoo werd in 1898 nog slechts 4,5 millioen K.G. thee uitgevoerd, terwijl de uitvoer van Java in 1911 ongeveer 17,5 millioen K.G. bedroeg, d. i. bijna het viervoudige. Nog is de theeproductie in China, Britsch-Indië en Ceylon hooger dan die van Java, maar de omvang der cultuur neemt in Indië steeds toe. Een groot deel van de Java-thee wordt in Amsterdam aangevoerd en aldaar verkocht, nog voordat het invoerrecht betaald is, dat op thee geheven wordt. Daarom wordt de thee na het lossen opgeslagen in een afzonderlijk gebouw, waar het tot den verkoop blijft en waarin het vrij van invoerrecht mag bewaard worden. Is de koop gesloten, dan mag de thee, voor het buitenland bestemd, het „thee-etablissement" verlaten, zonder dat invoerrecht betaald behoeft te worden. De Java-thee onderscheidt zich gunstig van de Chineesche waar, doordat zij uitsluitend bestaat uit theeblad en dus niet vermengd wordt met bloemen of andere vreemde, geurgevende bijmengselen. In den kleinhandel worden echter de theesoorten van verschillende herkomst gemengd, om daardoor aan het verschil in smaak en in den omvang der beurzen van het publiek te kunnen voldoen. Na al hetgeen boven gezegd is, behoeft er niet meer nadrukkelijk op gewezen te worden, dat de 4 à 500.000 kisten thee, die jaarlijks Java verlaten, voor ons land een krachtige bron van welvaart beteekenen. Het deeltje „Thee" van den Beschrijvenden Catalogus van het Koloniaal Museum te Haarlem verschaft over de geschiedenis, cultuur, bereiding en handel van dit produkt meer uitvoerige gegevens. 1) Op plaat 38 ziet men rechts een geheele rij dezer theerollers, die van de bovenverdieping uit gevuld kunnen worden. Men heeft behalve de afgebeelde machines nog verschillende andere werktuigen bedacht, waarover hier nier verder uitgeweid kan worden."

Type
schoolplaat
Onderdeel van
Oorlog, vrede en recht, Kolonialisme
Identificatie
200543
Trefwoorden
  • fabrieksgebouwen,
  • interieurs,
  • groepsportretten,
  • schoolplaten
Materiaal
thee
Periode
  • omstreeks 1912
Locatie
Licentie
Erfgoedcollecties zijn meestal vanuit een Westers en koloniaal perspectief tot stand gekomen.