Ga direct naar de content

Schoolplaat 50. Tinspuitzuiger - Installatie te Banka

Haarlem, omstreeks 1912

Een schoolplaat met een zwart-wit foto in een wit kader met de titel: "50. Tinspuitzuiger - Installatie te Banka". Linksonder: "Kleynenberg & Co, Haarlem." Zicht op een boorterrein met een overkapte pompinstallatie, transportleidingen en een pijpleidingbrug naar een platform. Bij de schoolplaten hebben een aantal hoogleraren en deskundigen uit die tijd toelichtende teksten geschreven. De toelichtende tekst bij deze afbeelding is van Dhr. L.A. Bakhuis: "Mijnbouw. Tin. Plaat 50 Tinspuitzuiger-installatie te Banka. Onder de belangrijkste delfstoffen die in Nederlandsch-Indië worden gewonnen, behoort mede het tin. Men vindt het in uitgebreide vindplaatsen op de eilanden Banka, Billiton en Singkep en hare aanwezigheid is ook geconstateerd in Midden-Sumatra en in West-Borneo, doch aldaar tot heden niet in ontginbare hoeveelheden. Reeds eeuwen geleden hield men zich met de ontginning er van bezig. Zoo sloot de O.-I. Compagnie in 1722 reeds een contract met den Sultan van Palembang ter verkrijging van het monopolie van het op het eiland Banka (dat toenmaals aan dien Sultan behoorde) gewonnen tin en op het eiland Singkep hielden Maleiers zich reeds in 1780 met de ontginning van tinerts bezig. Banka wordt thans (sedert 1819, toen de eerste instructie voor de inspecteurs der tinmijnen werd uitgevaardigd) door het Gouvernement zelf geëxploiteerd; op de eilanden Billiton en Singkep wordt de tinontginning gedreven resp. door de „Billiton-Maatschappij" en door de „Singkep-Tinmaatschappij", die daarvoor concessie verkregen. Toen de in 1852 verleende concessie, waarvoor de Billiton-Maatschappij werd opgericht, in 1892 zou komen te vervallen, werd met haar eene overeenkomst getroffen, waarbij de concessie met 35 jaren verlengd werd (tot 1927 dus) onder beding, dat zij jaarlijks 5/8 deel van de zuivere winst aan het Gouvernement zou afdragen. De ontginning van het tinerts heeft uitsluitend plaats met op contract werkende Chineesche arbeiders die in een soort aannemers kongsi's vereenigd zijn en geschiedt uitsluitend in open groeven die, naar gelang het tinerts dicht onder de oppervlakte dan wel dieper (± 15 M.) wordt aangetroffen, koelit (mal. = huid) of kollong (mal. = diepte) mijnen genoemd worden. Bij de ontginning van de koelitmijnen worden de waardelooze grondmassa's die boven en tusschen de ertslaag zijn gelegen, door water dat naar de hoogste grens van het terrein is geleid en verder langs de helling naar beneden stroomt, weggespoeld, zoodat het tinerts vrijkomt. Dit wordt dan uitgegraven en naar waschkanalen gedragen, waarin het met behulp van stroomend water nog verder gereinigd wordt; vandaar wordt het vervoerd naar de ovens, waar het versmolten wordt tot de bekende „schuitjes". Bij de kollongmijnen wordt dezelfde werkwijze gevolgd, maar kan men dikwijls niet volstaan met het wegspoelen van den grond, doch dient die voor het grootste gedeelte te worden weggegraven. In den laatsten tijd is men er meer en meer toe overgegaan om machinale werkwijzen in te voeren, o.a. door den grond los te spuiten met onder hoogen druk werkende waterstralen. Zoo laat plaat 50 de tinspuitzuig-installatie zien, die in 1910 in het district Soengeiliat op het eiland Banka in gebruik is genomen en op een ijzeren ponton in een kuil van ± 12 M. diepte is opgesteld. De grond met het tinerts wordt door die installatie verspoten tot een fijne specie, die verder geleid wordt naar een grondpomp, die haar opperst naar de waschgoten (op de stellage op de rechterhelft van de plaat) alwaar het zware erts op den bodem der goten blijft liggen en daarna verder gereinigd wordt. Deze installatie kan per dag ongeveer 1000 M³ grond verzetten. Ook worden met goed gevolg excavateurs gebezigd voor het verwijderen van den bovengrond en baggermolens om het in de bedding der rivieren zich bevindende tinerts te verzamelen. In Singkep is men er zelfs toe overgegaan om door middel van uitbaggering de buiten het strand onder den zeespiegel voorkomende tinafzettingen te ontginnen. Eenige vergelijkende cijfers, aantoonende de resultaten, verkregen bij de Gouver-nements- en de particuliere tinontginningen volgen hieronder: Gouvernements ontginning op Banka. Werkjaren. Gemiddeld aantal werklieden. Productie in picols. Netto opbrengst per picol. 1906-7 14231 190031 ƒ 128.26 1907-8 19108 191930 ƒ 123.94 1908-9 20126 204190 ƒ 95.44 1909-10 22919 261146 ƒ 96.34 1910-11 19823 270509 ƒ 98.86 Billiton Maatschappij. Werkjaren. Gemiddeld aantal werklieden. Productie in picols. Behaalde midden prjjs to Batavia per picol. 1906-7 10318 62310 ƒ 132.34 1907-8 13741 67024 ƒ 108.39 1908-9 14494 66685 ƒ 93.29 1909-10 14754 69501 ƒ 99.35 1910-11 13836 73110 ƒ 117.02 Singkep Tin-Maatschappij. Werkjaren. Gemiddeld aantal Productie in werklieden. picols. Behaalde midde prijs to Singapo per picol. 1906-7 1453 6716 ƒ 134.13 1907-8 930 6619 ƒ 95.78 1908-9 892 6$78 ƒ 94.67 1909-10 937 6566 ƒ 106.29 1910-11 839 7594 ƒ 129.08 In tonnen uitgedrukt bedroeg de wereldproductie in 1909 en 1910 resp. : 108282 en 105600; Banka, Billiton en Singkep namen daaraan deel met resp. : 17503 en 19017 ton d.i. resp. 16% en 18% van de wereldproductie."

Type
schoolplaat
Onderdeel van
Oorlog, vrede en recht, Kolonialisme
Identificatie
220342
Trefwoorden
  • fabrieksgebouwen,
  • schoolplaten
Materiaal
tin
Periode
  • omstreeks 1912
Licentie
Erfgoedcollecties zijn meestal vanuit een Westers en koloniaal perspectief tot stand gekomen.